Achtergrondinformatie
: omgaan met regels
Deze
informatie gaat over het belang van de eensgezindheid tussen docenten in hun
optreden naar leerlingen.
Deze
eensgezindheid leidt zowel voor leerlingen als voor docenten tot een
duidelijke, veilige leer- en leefomgeving.
Het
belang van eensgezindheid voor de opvoeding is voor veel ouders een
pedagogische open deur. Het is een probaat preventief middel tegen
gedragsproblemen. Doen zich onverhoopt toch gedragsproblemen voor dan kan een
eensgezind standpunt helpen tegen verdere escalatie van de problemen.
Heeft
men op school het idee dat gedragsproblemen toenemen en wil men daar iets aan
doen, dan biedt thema zes een mogelijk antwoord.
Waarom is eensgezindheid in
het onderwijs zo ver te zoeken?
Een
kind gaat naar vader en vraagt:
“Tot
hoe laat mag ik na het eten nog buiten spelen, Pap?”
“Half
acht.”
Daarna
gaat het kind naar moeder en vraagt:
“Mam,
tot hoe laat mag ik nog buiten spelen?”
“Uiterlijk
half negen.”
“Bedankt
mam.”
De
kans is groot dat het kind uit dit voorbeeld buiten speelt tot minstens half
negen, maar waarschijnlijker is het, dat het nog later thuis komt, want het
heeft zojuist twee dingen geleerd:
a. regels zijn niet eenduidig,
en
b. pappie en mammie zijn het
niet eens.
Bovendien
zal het kind een volgende keer dat Pappie een (te strenge) regel stelt, tegen
Pappie zeggen: “Van Mammie mag het wel”, en onderhandelen in een poging om de
regel op te rekken.
Een
leerling gaat naar de les Nederlands en vraagt:
“Mag
ik mijn walkman op in de klas?”
“Dat
is goed.”
Het
uur daarna gaat de leerling naar Engels”
“Mag
ik mijn walkman op?”
“Nee”,
zegt de docent.
Ook
hier wordt een les geleerd:
a. regels zijn niet eenduidig,
en
b. docenten zijn het niet eens.
Eensgezindheid als
voorwaarde
We
zien in beide voorbeelden een pedagogisch systeem waarbij de opvoeders niet
eensgezind zijn in hun opvoedende taak.
Wanneer
bovenstaande voorbeelden in hun pedagogische consequenties worden
gegeneraliseerd naar scholen dan is - ervan uitgaande dat de meeste kinderen
baat hebben bij duidelijkheid in hun leeromgeving - dit een pleidooi voor
eensgezindheid onder docenten in de vormgeving van het pedagogisch-didactisch handelen.
En
eensgezindheid is een belangrijke voorwaarde om voor een kind een veilig
pedagogisch klimaat te creëren, hoewel niet de enige voorwaarde.
Opvoeders
kunnen het immers oneens zijn zonder dat het direct schadelijke gevolgen voor
het kind heeft.
Pas
wanneer de opvoeders het niet eens zijn én het kind betrekken in hun onderlinge
strijd dan ontstaat een ongezonde, voor
het kind onveilige, situatie.
Dan
ontstaat een voedingsbodem voor (escalatie van) een aantal gedragsproblemen.
Een
schoolvoorbeeld:
Wanneer
een docent een ‘goede’ relatie met leerlingen wil opbouwen door het niet zo
nauw te nemen met de handhaving van schoolregels, kan hij een bondgenootschap
met de leerlingen aangaan, met als vooronderstelling “Wanneer ik de regels niet
strikt hanteer, vinden jullie me aardig”.
We
zien dit verschijnsel onder andere vaak bij beginnende docenten.
“Van
mij mag je wel een walkman op, ook al staat in de schoolregels dat het niet
mag”.
Bij
meer ervaren docenten komen we hetzelfde verschijnsel tegen – ook hier wordt
een bondgenootschap met een groep leerlingen aangegaan - maar vanuit een andere vooronderstelling “Ik
hoef de regels niet strikt te hanteren, want wij hebben een goede relatie met
elkaar”.
“Van
mij mag je wel een walkman op, ook al staat in de schoolregels dat het niet
mag”.
In
beide gevallen gaat één opvoeder een bondgenootschap aan met leerlingen door
niet al te strikt om te gaan met de regels, een bondgenootschap tegen de andere
opvoeders die de regels hebben opgesteld.
In
zijn boeiende en klassiek geworden essay Toward
a theory of pathological systems introduceert Haley in dit verband het
begrip ‘the perversive triangle’ (geciteerd in: A. Lange, Gedragsverandering in
gezinnen).
Deze
‘triangle’ bevat volgens hem de volgende karakteristieken:
1. Er zijn drie mensen of
groepen, waarvan twee behoren tot dezelfde generatie en één behoort tot een
‘lagere’ generatie. Met ‘generatie’ wordt een bepaald niveau in de
machtshiërarchie bedoeld. Dat kunnen ouders en kind zijn, maar ook docenten en
leerling of schoolleiding en docent.
2. Iemand van de hoogste
generatie gaat een coalitie aan met iemand van de lagere generatie, welke
gericht is tegen de generatiegenoot. Met ‘coalitie’ wordt bedoeld activiteiten
die tegen een derde zijn gericht.
3. De coalitie tussen de twee
personen of groepen wordt ontkend. Dat wil zeggen dat gedrag dat duidt op een
coalitie, indien aan de kaak gesteld, niet als zodanig wordt erkend.
Haley
noemt dit pathologische systemen, waarmee hij bedoelt dat deze de neiging
hebben om elkaar af te vallen of dat er ernstige psychiatrische symptomen bij
één of meer der leden zullen optreden. Minuchin spreekt over een ‘rigide
triade’.
Nog
een voorbeeld uit een gezinssituatie: vader heeft veel moeite met de opvoeding
van zijn zoon. Zijn zoon houdt zich niet aan de regels die hij stelt en hun
relatie staat onder druk.
In
de relatie tussen moeder en zoon speelt deze problematiek niet.
Wanneer
vader vervolgens met moeder over de problemen tussen hem en zoonlief praat,
luidt de reactie van moeder: “Ik heb
geen problemen met onze zoon, dus: veel sterkte, paps”.
Als
moeder vader verder in de kou laat staan, en haar relatie met hun zoon niet op
de proef wil stellen door hun zoon aan te spreken op zijn gedrag, is dit een
beschrijving van bovenstaand pathologisch systeem. Het geeft de zoon alle
ruimte te escaleren in zijn gedrag, en vader heeft het gevoel er alleen voor te
staan.
De
parallel met het onderwijs is duidelijk: een docent heeft moeite met een klas
of met een leerling. Hij vertelt dit tijdens de kleine pauze aan een collega en
de collega zegt: “Veel sterkte, joh”.
De
docent vertelt vervolgens tijdens een rapportbespreking wat het kind of de klas
bij hem allemaal aan rottigheid uithaalt, waarop de collega’s hem niet steunen
en hun goede relatie met de klas
onderstrepen door te zeggen: “Ik heb helemaal geen problemen met ze”.
Het
voorbeeld uit de gezinssituatie zal menigeen herkennen als ‘niet normaal’, het
tweede is echter dagelijkse onderwijspraktijk.
Beide
voorbeelden verschillen niet wezenlijk van elkaar en voldoen aan de
omschrijving van Haley’s pathologisch systeem.
Het
geeft kinderen alle ruimte te escaleren in gedrag, en de docent heeft het
gevoel er alleen voor te staan:
“Het lijkt wel of ik de hele dag politieagentje sta te spelen”.
“Het lijkt wel of ik de hele dag politieagentje sta te spelen”.
Dat
Haley geen ongelijk had toen hij betoogde dat dit niet alleen binnen gezinnen
desastreus kon zijn, maar ook in andere natuurlijke groepen zoals op scholen,
wordt geïllustreerd door datgene wat zich afspeelde in een opvanghuis voor
adolescenten. Een van de stafleden ging een coalitie aan met de opgenomen
jongens en meisjes door tegenover hen zijn collega’s af te vallen. Hij zou de enige
zijn die een goede band met de kinderen had. De kinderen werden bij andere
leiders steeds onhandelbaarder. De leiders werden onzeker en functioneerden
niet meer naar behoren.
Een
ander staflid werd opmerkzaam gemaakt op het hierboven genoemde artikel van
Haley. Zij liet dat lezen aan haar collega’s en aan het bestuur van de
instelling. Het gevolg was dat men zich realiseerde wat er aan de hand was. De
‘destructieve’ collega werd ontslagen en de instelling hoefde niet ontmanteld
te worden.
Het pathologisch systeem dat Haley beschrijft,
kenmerkt zich in het onderwijs door
1. individuele toepassing van
regels door docenten: “Ik ben baas in mijn eigen lokaal, hier gelden mijn
regels. Ik heb een bepaalde relatie met deze leerlingen en daaraan maak ik een
aantal algemene schoolregels ondergeschikt”, en door
2. een gebrek aan onderlinge,
collegiale steun: “Wanneer jij een
probleem hebt met die leerlingen, is dat jouw probleem”.
Niet
voor niets worden scholen wel omschreven als een georganiseerde anarchie.
Voor
leerlingen is de les duidelijk:
·
regels zijn niet eenduidig, en
·
docenten zijn het niet eens.
Voor
docenten is die les minder duidelijk, zij voldoen aan het derde criterium dat
Haley voor the perverse triangle stelt: het probleem wordt ontkend. Of
het probleem wordt bij de leerling gedeponeerd.
Voorbeeld:
wanneer een leerling bij docent A niet gaat zitten volgens de vaste plattegrond
en de docent laat dat zo, dan is de kans aanwezig dat die leerling in discussie
gaat met docent B wanneer die de
leerling houdt aan de vaste plaats. De mogelijkheid is aanwezig dat docent B
vindt dat de leerling probleemgedrag vertoont.
Het
is interessant om te zien dat docenten de voorbeelden uit de gezinssituatie
doorgaans herkennen als pedagogisch ongewenst, maar in de schoolsituatie
redeneren dat kinderen er maar aan moeten wennen dat niet iedere docent
hetzelfde is en dat regels kunnen verschillen.
Toch
verzuchten docenten vaak: “Ben ik nou werkelijk de enige die deze overtreding
ziet? Ben ik nou de enige die er op let en die er wat van zegt?”
Waarschijnlijk
is dat inderdaad zo, en letten zijn collega’s weer op overtredingen van andere
regels.
Zo
krijgt een docent het gevoel er alleen voor te staan, zeker in de gangen,
tijdens pleinwacht en surveillances, maar ook in de klas wanneer er toch wordt
gesnoept of wanneer er toch een mobiele telefoon afgaat.
Voor
de leerling is er onduidelijkheid welke
regels gelden, voor de docent is er het onmachtige, onzekere gevoel er alleen
voor te staan, twee kenmerken van het pathologisch systeem zoals Haley dat
beschrijft.
In
een systeem waar de regels niet eenduidig zijn en de docenten het niet eens
zijn, heeft de docent het gevoel er alleen voor te staan en krijgen leerlingen
alle ruimte om te escaleren in probleemgedrag.
Wanneer dit herkend wordt door het team, door schoolleiding, OOP en zorgteam, als zich gedragsproblemen op school voordoen, als er kinderen de orde verstoren, als kinderen met gedragsproblemen zo dominant in de groep zijn dat het leerproces en de veiligheid van de rest van de klas in het geding is, en men wil daar iets aan doen, kortom men wil het gedrag van leerlingen beïnvloeden, dan is er overeenstemming nodig over een aanpak, onder andere over welke regels het leer- en leefproces in goede banen moeten leiden en over de handhaving van die regels.
Wanneer dit herkend wordt door het team, door schoolleiding, OOP en zorgteam, als zich gedragsproblemen op school voordoen, als er kinderen de orde verstoren, als kinderen met gedragsproblemen zo dominant in de groep zijn dat het leerproces en de veiligheid van de rest van de klas in het geding is, en men wil daar iets aan doen, kortom men wil het gedrag van leerlingen beïnvloeden, dan is er overeenstemming nodig over een aanpak, onder andere over welke regels het leer- en leefproces in goede banen moeten leiden en over de handhaving van die regels.
Het
is met name Compernolle, in zijn boek “Alles went, zelfs een adolescent’ die
wijst op het belang van een eensgezind optreden van de docenten. Hij noemt twee
redenen:
·
het voorkomt gedragsproblemen en
·
het werkt de-escalerend op het moment dat zich toch gedragsproblemen
voordoen.
Dat
is ook de reden dat het (eensgezind) handelen van de docenten centraal staat in
thema 6 en niet ‘de leerling met problemen’,
Eensgezindheid t.a.v. van de beïnvloeding van gedrag in de klas
Eensgezindheid ten aanzien van de beïnvloeding van gedrag
in de klas is geen doel op zich. Ze is bedoeld om er voor te zorgen dat er op
school geleerd kan worden in een werkbare, veilige omgeving. Ze is bedoeld om
de relatie tussen docenten en leerlingen en tussen leerlingen onderling in
goede banen te leiden.
Bovendien kan eensgezindheid duidelijkheid en structuur
bieden, het gedrag van docenten voor leerlingen voorspelbaar maken, de kans op
onderhandelingen over wat wel en niet is toegestaan verkleinen en de docent
helpen om het gedrag van leerlingen te corrigeren.
Een voorbeeld van het belang van eensgezindheid ten aanzien
van de beïnvloeding van gedrag in de klas is de situatie waarin klas 2c zich
vorig jaar bevond.
De sfeer in de groep werd door docenten, ouders en
leerlingen als onveilig ervaren. Er werd slecht geleerd en veel docenten hadden
ordeproblemen met 2c.
Om de problemen aan te pakken werd besloten om de inhoud
van de leerstof tijdelijk ondergeschikt te maken aan het groepsproces.
Alle collega’s die lesgaven aan 2c moesten het er over eens
zijn dat het programma dat dat jaar voor de verschillende vakken moest worden
afgewerkt tijdelijk in de ijskast moest, om te kunnen werken aan een positieve
groepsontwikkeling. Een investering waarvan de docenten eensgezind vonden dat
die zich zou terug betalen als de sfeer in 2c zou verbeteren. Ook de collega’s
die geen ordeproblemen hadden sloten zich aan bij dit plan, omdat zij het
belang van een eensgezinde aanpak inzagen.
Een tweede voorbeeld deed zich voor in klas 4T waar een
jongen zat die het in de ogen van een aantal collega’s zo bont had gemaakt dat
hij beter nu de vrijwillige keuze kon maken om zelf naar een andere school te
gaan, dan er hier over twee maanden vanaf geschopt te worden.
In de leerlingbespreking werd gestemd.
Sommigen vonden dat je het niet kon maken, om een jongen in
zijn eindexamenjaar van school te laten wisselen. Dat hij nog een kans moest
hebben om onder druk van het naderend eindexamen zijn gedrag te veranderen.
Anderen vonden dat de maat vol was.
De stemmen staakten en er werd besloten het nog even aan te
zien.
De docenten die het met deze jongen nog even aan wilden
zien, die hem een laatste kans wilden geven, vonden zijn gedrag vanaf dat
moment geweldig verbeteren, terwijl de docenten die deze jongen liever zagen
verdwijnen het ene incident na het andere rapporteerden.
Het
leek alsof beide groepen docenten hun gelijk wilden bewijzen. Zij escaleerden
in hun opvatting, waardoor polarisatie optrad en de jongen uiteindelijk van
school werd gestuurd. Een stap die wellicht te vermijden was geweest bij een
meer eensgezinde aanpak van de problemen.
Een
aanpak die uiteraard moet aansluiten bij de missie en visie van de school.
In
dit voorbeeld laat het standpunt van de docenten zich vertalen in een van de
visies op conflicten zoals die worden gehanteerd door het C&SCO-project van
Sardes:
·
bij overtredingen pakken we de dader(s) aan; wie de grenzen te ver
overschrijdt hoort niet op deze school thuis
·
bij overtredingen hebben we een vangnet gericht op gedragsverandering
van de dader(s)
·
we bepalen als team wat gewenst en ongewenst gedrag is en dat blijkt
uit ons dagelijks handelen naar leerlingen.
In
dit thema 6A wordt de eensgezindheid in de beïnvloeding ten aanzien van het gedrag
vooralsnog toegespitst op regels en
afspraken. Een ingang die gekozen is, omdat regels en afspraken de ruimte
aangeven waarbinnen een school de vrijheid bepaalt om het didactisch en
pedagogisch proces vorm te geven.
Toen
de commissie Alders klaar was met haar onderzoek naar de cafébrand in Volendam
bleek dat er in Nederland niet zozeer een gebrek aan regels ten aanzien van
brandveiligheid was, maar dat het schortte aan de duidelijkheid rond de
regels en de handhaving ervan.
In
navolging van de commissie Alders wordt in thema 6A niet gepleit voor nieuwe
schoolregels, maar voor het systematisch, eenduidig en eensgezind handhaven en
onderhouden daarvan.
Regels voor gedrag
Wanneer
in een school de organisatie rond de gedragsregels goed is, draagt dat bij aan
duidelijkheid en rust.
Voor de goede organisatie van gedrag binnen school zijn
regels en afspraken nodig.
Zij bepalen het kader en de speelruimte waarbinnen vrijheid
van handelen bestaat, anders gezegd: er bestaat geen vrijheid zonder regels.
Daarbij is in een school sprake van een continuüm van
regelgeleid gedrag - waarbij de regels door de docent worden opgelegd - naar
zelfverantwoordelijk gedrag waarbij de regels door de leerlingen zijn
verinnelijkt. Naarmate men een leerling meer zelfverantwoordelijkheid geeft,
worden de regels en de naleving ervan soepeler.
Blijkt een leerling de verantwoordelijkheid (nog) niet aan
te kunnen, dan kunnen de regels strikter nageleefd te worden.
Het
loslaten van de regels is een kwestie van vertrouwen in de mate waarin de
prestaties en de onderlinge omgang zich positief ontwikkelen.
In
het beginstadium van de ontwikkeling van de groep waarbij de leerlingen weinig
ervaring hebben in het richting geven aan hun eigen (onderlinge) gedrag op
school zijn controle en het ruimschoots geven van aanwijzingen bevorderlijk.
Maar
docenten onderkennen dat deze manier van leiding geven een eerste stap is.
In
een later stadium zullen docenten hun manier van leidinggeven moeten wijzigen,
door zich toe te leggen op het actief bevorderen van de groei en ontwikkeling
van leerlingen.
In
een eerste fase zullen de docenten de verantwoordelijkheid en controle op zich
moeten nemen. Hun rol is dan die van ‘opzichter’ van de groep. Maar als zij de
ontwikkeling en groei van de leerlingen
bevorderen, zullen de leerlingen na verloop van tijd de verantwoordelijkheid
voor hun prestaties en omgang van hen over kunnen nemen. De rol van de docenten
zal dan veranderen.
Om
met leerlingen te werken en hun ontwikkeling te bevorderen, moeten docenten een
positieve instelling hebben ten opzichte van de capaciteiten van leerlingen.
Docenten
gaan er van uit dat leerlingen het vermogen tot groei bezitten en hebben er
vertrouwen in dat zij bereid en in staat zijn op eigen benen te staan.
Docenten
die er niet van uitgaan dat leerlingen het vermogen tot groei bezitten en hen
niet in de gelegenheid stellen zich te ontwikkelen, hanteren vaak maatstaven
die tot slechtere prestaties leiden. Met andere woorden geringe verwachtingen
met betrekking tot de capaciteiten van leerlingen kunnen tot een lager
zelfverantwoordelijkheidsniveau leiden.
Onderstaand schema maakt dit duidelijk.
E G
E G
leren
leren
R
en E R en E
samen
samen
leven
leven
S L
S L
OPGELEGD VERINNELIJKT
--------------------------------------------à-----------------------------------------------------à-----------------------------------
VERANTWOORDELIJKHEID
ZELFVERANTWOORDELIJKHEID
VAN DE DOCENTEN
VAN DE LEERLING
Met behulp van dit schema kan ook de verantwoordelijkheid
rond het begrip ‘afspraak’ worden verduidelijkt.
Regels worden eenzijdig door docenten aan leerlingen
opgelegd en docenten zijn dan ook verantwoordelijk voor de naleving ervan.
Het verschil met regels is dat afspraken samen met
leerlingen worden gemaakt. Daarom is het nakomen van afspraken niet alleen de verantwoordelijkheid van
docenten, maar ook van de verantwoordelijkheid van de leerlingen: het is een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
Het
is lastig om binnen dit thema regels op te stellen die in een school zouden
moeten gelden. Daarvoor verschillen scholen te veel van elkaar.
Toch
kunnen enkele principes van waaruit regels kunnen worden opgesteld hier wel
worden vermeld:
1. Een leerling zit op school
om te leren (daar zijn werkregels voor)
2. Een leerling gaat op school
om met anderen (daar zijn omgangsregels voor).
Goede regels zijn regels die werken, die worden nageleefd.
En voor die werkbaarheid geldt een aantal criteria:
·
niet te veel
·
positief gesteld (niet niet)
·
simpel geformuleerd
·
in gedragstermen opgesteld.
Om in school werkbare regels op te stellen, wordt een
onderverdeling gemaakt in drie soorten regels:
·
schoolregels
·
klassenregels en
·
persoonlijke regels.
Schoolregels
Schoolregels
proberen het gedrag in algemene termen te reguleren.
De principes waarop de schoolregels zijn
terug te voeren zijn:
Je zit op
school om te leren.
Je gaat op
school om met anderen.
Hieruit
vloeien intenties voort die
richtinggevend zijn voor het gewenste gedrag dat mede helpt om vorm te geven
aan het leren en de omgang met anderen.
Voorbeelden
van intenties zijn:
·
we respecteren elkaar
·
ga netjes om met het gebouw en alles wat bij school hoort
·
iedereen heeft er recht op om op school te leren
·
de docenten hebben er recht op om zonder onderbrekingen les te geven
·
je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag.
Intenties
kunnen richtinggevend zijn voor het gedrag maar moeten nog worden vertaald naar
gedragstermen, voordat er sprake is van een regel.
Een
regel die uit de intenties kan voortvloeien, is: ‘Je volgt de aanwijzingen van
het personeel.’
Maar
zelfs deze regel is te algemeen en te
globaal, en vraagt om een concrete invulling
voor de leerlingen met behulp van een bespreking in de klas. Wordt dat
niet gedaan, dan kan correctie via regels al snel tot discussies leiden.
Klassenregels
Klassenregels
hebben betrekking op gedrag van leerlingen dat al of niet gewenst is bij een
specifiek vak, in een bepaald lokaal, bij een bepaalde docent.
Voorbeelden
zijn:
Je
mag gereedschap gebruiken als je daar toestemming voor hebt.
Bij
scheikundeproeven zet je een veiligheidsbril op.
Alleen
voetballen met een voetbal.
Maximaal
twee leerlingen bij de kast.
Ook
deze regels zijn altijd terug te voeren tot de principes:
Een
leerling zit op school om te leren (=> werkregels)
Een
leerling gaat op school om met anderen (=> gedragsregels).
Een
klassenregel kan ook worden ingevoerd wanneer er in een team in de
besluitvorming over een schoolregel geen consensus of meerderheid bestaat en
wanneer een individuele docent in zijn les deze regel toch van kracht wil laten
zijn.
Een
voorbeeld is de discussie over ‘petten op of af in de les’.
Lukt
het niet om als algemene schoolregel in te voeren dat een leerling wel of niet
een pet op mag in de les en een docent
wil het niet hebben dan maakt hij voor zijn lessen en/of zijn lokaal de
klassenregel “geen pet op”.
Persoonlijke regels
Dit
zijn leerlinggebonden regels, geldig voor één leerling gedurende een bepaalde
periode, bij één of meerdere lessen of vakken.
Voorbeeld:
“Tijdens
zelfstandig werken ga jij apart zitten.”
Afspraken
In
tegenstelling tot regels worden afspraken niet eenzijdig door school opgelegd,
maar worden ze gemaakt in overleg tussen
leerling(en) en docent.
Voorbeelden
zijn:
We
lachen met elkaar, niet om elkaar.
Lenen
van een klasgenoot mag alleen als je daarvoor toestemming van de docent hebt.
We
helpen elkaar.
Het
opstellen van regels en afspraken is geen garantie dat leerlingen er zich ook
aan houden.
Naast
het opstellen van regels en afspraken is handhaving en controle
belangrijk.
Handhaving en
controle
Waarom houden leerlingen zich niet aan regels?
We
onderscheiden een aantal redenen waarom leerlingen zich niet aan regels houden:
1.
omdat ze niet (meer) weten
wat de regel inhoudt
Het probleem kan zijn dat de leerling de regel niet of onvoldoende
kent: “Ik wist niet dat dat niet mocht.”
2.
omdat ze de regel doelbewust
overtreden
Hierbij is sprake van bewust grensoverschrijdend gedrag. Een leerling
weet dat iets niet mag, maar doet het toch.
3.
omdat overtreding voor hen
zonder gevolgen blijft
Wanneer er niemand is (of af en toe iemand), die wat van een
overtreding zegt, is de pakkans te verwaarlozen, en weegt niet op tegen het
voordeel van de overtreding.
4.
omdat ze het nut of het
belang van de regel niet inzien
“Ik weet dat ik niet mag snoepen, maar ik heb keelpijn, en daarom snoep
ik toch.”
5.
omdat er meerdere regels
tegelijkertijd van kracht zijn, wat ruimte laat voor het maken van individuele
keuzes van leerlingen
Wat zal een ‘late’ leerling doen die niet te laat in
de les mag komen, maar ook niet mag hollen in de gang? In elk geval één regel
overtreden.
6.
omdat er sprake is van
overmacht
Een leerling heeft het huiswerk niet geleerd, want
hij is ziek geweest.
7.
omdat ouders de overtreding
van een schoolregel sanctioneren
Docent:
“Mag jij dat thuis ook?” Leerling: “Ja.”
8.
omdat andere docenten de
overtreding sanctioneren
Bijvoorbeeld omdat er docenten zijn die vinden
·
“Van mij mag het wél.”
·
“Als ik overal op moet gaan letten.”
·
“Deze reactie is niet brutaal, ik vind het spontaan.”
9.
omdat de regel onduidelijk
is
‘Op deze school gaan we respectvol met elkaar om.’
10.
omdat de
verantwoordelijkheid diffuus is
Een docent: “Ik hoef daar volgens mij niet op te letten, dat is een
taak van de directie (of van de conciërge, of de ouders).”
11.
omdat de regel op cognitief
niveau wel is begrepen op emotionele gronden wordt overtreden
Een leerling die brutaal is tegen een docent weet heus wel dat dat niet
mag, maar de positie in de klas was de drijfveer voor dat gedrag.
Implementatie van
regels
De
opsomming waarom leerlingen zich niet aan regels houden impliceert dat wanneer
een leerling een regel overtreedt, ‘straf’ niet altijd de juiste beslissing
hoeft te zijn.
Wellicht
heeft een leerling de regels niet goed begrepen of zijn ze niet goed uitgelegd.
Bij
het implementeren van de regels op een school is het daarom van belang te letten op
1. het belang van de regels
Wanneer voor de docenten en de leerlingen het principe achter de regel
duidelijk is, helpt dat bij de naleving.
2. de besluitvorming rond de regels
Aandachtspunten zijn:
a. Hoe wordt er in een school
beslist over welke regels gelden: meerderheid/consensus/veto/draagvlak (60%,
70%, 80%?).
b. Wie beslist: team/direct
betrokkenen/directie/m.r./bestuur/stuurgroep/ouders.
c. Wat gebeurt er met de
docenten die zich niet houden aan een afspraak over handhaving van regels.
3. het opstellen van de regels
Aandachtspunten zijn:
d. niet te veel
e. niet niet
f. duidelijk geformuleerd
g. terug te voeren tot
principes.
4. het invoeren van regels
Bespreek regelmatig met leerlingen in de les wat de regels inhouden,
wat uitzonderingen zijn en waar de grenzen liggen.
5. het oefenen door docenten met grensoverschrijdend gedrag van leerlingen
Bespreek met docenten wat de regels inhouden, wat uitzonderingen zijn,
waar de grenzen liggen en hoe daarop gereageerd kan worden.
6. de handhaving van regels
Aandachtspunten zijn:
h. voer de regel van de les,
van de dag of van de week in
i. geen overtreding blijft
zonder gevolgen (maar de gevolgen kunnen variabel zijn)
j. corrigeer gedrag met behulp
van een regel
k. prijs leerlingen die wél
gewenst gedrag vertonen
l. maak onderscheid tussen
kritiek ( = algemeen) en een klacht ( = specifiek).
7. het onderhouden van regels
Bespreek en controleer regels regelmatig en systematisch, ook al is dat
niet direct nodig vanuit een overtredingsituatie.
8. de evaluatie van regels en van bovengenoemde punten
Stel de regels, die niet blijken te werken, bij.
stel de regels niet op eigen gezag bij: voer daarvoor
overleg en creëer pas uitzonderingen of veranderingen via afgesproken
besluitvorming.
Wordt dit niet zorgvuldig en systematisch onder ogen
gezien, dan bestaat het gevaar dat leerlingen (en docenten) zich steeds minder
aan de regels houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten