1. De twaalf van Jan Yntema
1. Verwelkom bij het begin van de les een nieuwe groep aan de deur. Dit is een van de vijf rollen die je als docent vervult: (1) gastheer, (2) pedagoog, (3) presentator, (4) didacticus en (5) afsluiter.
2. Gebruik het woordje NIET NIET. Ga uit van wat leerlingen WEL kunnen. De hersenen kunnen het woordje 'niet' niet registreren.
3. Pas de acht seconden regel toe als je een vraag stelt. Een vraag moet namelijk eerst landen.
4. Maak het kleine GROOT als het om het nakomen van afspraken gaat. Anders sluipt het niet nakomen van afspraken er snel in.
5. Pas het principe van uitgestelde aandacht toe bij zelfstandig (leren) werken. Op de basisschool zijn de leerlingen dit gewend, continueer dit in het voortgezet onderwijs. Het is een verkeerde mindset dat je als leerkracht bij elke vraag gelijk beschikbaar moet zijn. Je creëert dan een aangeleerde hulpeloosheid.
6. Blijf uit de emotie en bewaak daarbij steeds je eigen professionele grens. Hoe harder het kind of de ouder reageert, hoe zachter wij als leerkracht moeten reageren.
7. Ze doen het niet expres. Een leerling moet de kans krijgen om meerdere keren fouten te maken.
8. Stap uit de situatie als die bedreigend wordt en ga over op PLAN B. Denk van te voren altijd na over plan B. Wat als.............. Vermijd win - verlies situaties.
9. Verwacht het onverwachte. Dit geeft je een open mind. De ruimte die je ernaast hebt, zorgt ervoor dat je dynamisch blijft. Dit maakt het vak mooier, probeer niet alleen binnen vaste kaders te blijven.
10. Aan elke tafel waar je aanschuift, kun je invloed uitoefenen. Als je aan tafel zit heb je gelijke rechten. Je hebt dezelfde rechten als je (oudere) collega's.
11. Stel geen waarom-vragen aan kinderen met autisme. Autistische leerlingen kunnen zich niet inleven in wat er gebeurd is.
12. Zing het jaar niet uit. Sommige docenten beginnen al weken voor het einde van het schooljaar met 'uitzingen'. Niet doen! Dat zorgt alleen maar voor onrust en uiteindelijk een ontevreden gevoel bij alle partijen. Ga nie tin op smeekbeden van leerlingen om weer een YouTube-filmpje of zo te laten zien. Geef zolang mogelijk 'normaal' les.
Jan Yntema
janyntema@amstenrade.net
06-40473073
PM structuur:
PM1
Probleemomschrijving
Beschrijf kort maar krachtig het probleem van de leerling. Ben concreet. Schrijf dus niet "verzuimt nogal veel" maar "heeft 40 uren verzuimd". Benoem waarneembaar gedrag, dus geen eigen gevoelens / gedachten / interpretaties.
Beschrijf kort maar krachtig het probleem van de leerling. Ben concreet. Schrijf dus niet "verzuimt nogal veel" maar "heeft 40 uren verzuimd". Benoem waarneembaar gedrag, dus geen eigen gevoelens / gedachten / interpretaties.
Benoem ook hoe vaak iets voor komt, hoe ernstig het gedrag is, hoe lang en hoe vaak het reeds voorkomt en in
welke situatie(s) het gedrag zich openbaart.
WAT (doel)
Wat je wil bereiken is het antwoord op de probleemstelling, het gewenste gedrag dat je nastreeft. Bijvoorbeeld: Een leerling heeft reageert x keer per les brutaal als hij door een docent op zijn (onwenselijke) gedrag wordt aangesproken. Het wenselijke (doel)gedrag is dan dat de leerling niet of minder vaak brutaal reageert in bovengenoemde situatie(s).
Wat je wil bereiken is het antwoord op de probleemstelling, het gewenste gedrag dat je nastreeft. Bijvoorbeeld: Een leerling heeft reageert x keer per les brutaal als hij door een docent op zijn (onwenselijke) gedrag wordt aangesproken. Het wenselijke (doel)gedrag is dan dat de leerling niet of minder vaak brutaal reageert in bovengenoemde situatie(s).
HOE (methodiek, langs
welke weg)
Beschrijf hier wat je ondernomen hebt om de problemen van de leerling te verhelpen of in kaart te brengen. Heb je meerdere INTERVENTIES ingezet dan beschrijf je deze ook.
Voorbeelden van methodieken zijn: spiegelend gesprek als je iop inzicht wilt werken, een buddysysteem als de leerling erg onzelfstandig is, een duidelijk belonings en straf-systeem als je meer instrumeneel, dus niet op inzicht, wil werken, etc.. Benoem ook de afspraken en vervolgacties.
WIE
Beschrijf hier wie er betrokken zijn. Betrek hier voor zover van toepassing ook de ouders bij.
Beschrijf hier wat je ondernomen hebt om de problemen van de leerling te verhelpen of in kaart te brengen. Heb je meerdere INTERVENTIES ingezet dan beschrijf je deze ook.
Voorbeelden van methodieken zijn: spiegelend gesprek als je iop inzicht wilt werken, een buddysysteem als de leerling erg onzelfstandig is, een duidelijk belonings en straf-systeem als je meer instrumeneel, dus niet op inzicht, wil werken, etc.. Benoem ook de afspraken en vervolgacties.
WIE
Beschrijf hier wie er betrokken zijn. Betrek hier voor zover van toepassing ook de ouders bij.
WANNEER
De periode waarin je de interventies uitvoert. Zo’n periode duurt normaal gesproken tussen de 6-8 weken.
De periode waarin je de interventies uitvoert. Zo’n periode duurt normaal gesproken tussen de 6-8 weken.
EVALUATIEDATUM
Een concrete datum waarop je wil nagaan of je doel bereikt is (dus niet "binnen vier weken" maar "26 januari 2013"). Noteer deze datum goed in je agenda, zodat je op tijd actie onderneemt.
EVALUATIE DOEL BEREIKT
Beschrijf hier wat het resultaat is van de interventies.
Een concrete datum waarop je wil nagaan of je doel bereikt is (dus niet "binnen vier weken" maar "26 januari 2013"). Noteer deze datum goed in je agenda, zodat je op tijd actie onderneemt.
EVALUATIE DOEL BEREIKT
Beschrijf hier wat het resultaat is van de interventies.
·
Beschrijf ook of je met leerling/ouders hebt
kunnen bereiken wat je wilde of dat er meer nodig is.
·
Geef ook
aan waarom bepaalde zaken mogelijk anders verlopen zijn en vermeld welke
vervolgafspraken gemaakt zijn.
Besteed dus niet alleen aandacht aan of het doel wel of niet
bereikt is (product), maar probeer te verklaren waarom iets wel of niet gelukt
is (beschrijf het proces).
Is het probleem niet (volledig) opgelost, formuleer dan
hieronder de hulpvraag aan het team.
HULPVRAAG AAN TEAM
Beschrijf hier de hulpvraag vanuit leerling/ouders en de hulpvraag vanuit de mentor, bijvoorbeeld: Hulpvraag leerling: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik mijn huiswerk op tijd af heb.
Hulpvraag mentor: Wat kan ik doen om een leerling zover te krijgen dat hij zijn huiswerk af heeft. Ook hier: ben concreet!
HULPVRAAG AAN TEAM
Beschrijf hier de hulpvraag vanuit leerling/ouders en de hulpvraag vanuit de mentor, bijvoorbeeld: Hulpvraag leerling: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik mijn huiswerk op tijd af heb.
Hulpvraag mentor: Wat kan ik doen om een leerling zover te krijgen dat hij zijn huiswerk af heeft. Ook hier: ben concreet!
KIJKWIJZER
|
HANDELINGSWIJZER
|
||
Gedrag
|
Signaleren
|
Analyseren
|
Interventies
|
Huiswerk en schoolspullen niet
in orde
|
-Alle docenten houden registratie zelf bij. Als er opvallende
gevallen geconstateerd worden, bijvoorbeeld na meer dan 3 keer gesignaleerd
binnen 2 weken, wordt dit gedeeld met de mentor.
|
-Is dit bij meerdere docenten het geval?
- mentor gaat gesprek aan met ouders en leerling om de reden te
achterhalen.
Aan de hand hiervan worden gerichte interventies gepleegd.
|
-bij drie keer binnen 2 weken dan melden bij de mentor.
-ouders pakken op een vaste tijd samen met hun kind de schooltas in.
-Ouders krijgen van school een aftekenlijst om hun hierin te
ondersteunen.
-Controle door ouders van huiswerk in Som. Ga samen met je kind op
een vaste tijd inloggen.
-Ouders uitleg geven over het belonen van goed gedrag en hier
concrete afspraken over maken.
- ontwikkelingsplan op het gebied van verantwoordelijkheidsgevoel
opzetten. Komen van: “verwaarlozen
huiswerk” naar “zelfstandig huiswerk maken”.
-Mocht dit nog niet leiden tot verbetering dan een weekkaart met een
duidelijk doel, beloning en strafmaatregel.
|
KIJKWIJZER
|
HANDELINGSWIJZER
|
||
Gedrag
|
Signaleren
|
Analyseren
|
Interventies PM1
|
Verbale agressie zoals:
schelden, intimideren, dreigen ongepast grof taalgebruik.
|
-Het gele kaarten systeem, incidentregistratie SOM.
De leerling:
- heeft een negatieve instelling.
- spreekt tegen.
- is koppig.
- wordt snel driftig bij een verbod.
- is (instrumenteel) verbaal agressief.
- eist aandacht op.
- houdt zich moeilijk aan
regels.
- drijft vaak de eigen zin door.
|
Is dit bij meerdere docenten het geval?
Ook in vrije situaties?
Was dit ook bij voorgaande schooljaren?
Is het thuis aan de hand? (gesprek met ouders en leerling is
hierbij noodzakelijk).
Dossier van de basisschool doornemen.
|
De docent:
- hanteert consequent regels.
- structureert sterk vooraf.
- geeft duidelijk grenzen aan.
- neemt zwakkeren in bescherming.
- toont overwicht en spiegelt.
- bespreekt en evalueert regelmatig.
- biedt oefeningen in sociale vaardigheden.
- bestraft zinvol.
-Verwijdering uit de klas met een gele kaart naar lok.22
-Gesprek met ouders waarin duidelijke afspraken gemaakt worden
tijdgebonden.
Waarbij het doel ook is om samen met ouders een goede constructieve
samenwerking op te bouwen.
- Informatief en helpend gesprek voeren. ( ga voor tips naar de ZOCO
of OSO) met als doel erachter te komen waardoor de leerling zo reageert.
(mogelijk is er hulp in de thuissituatie nodig.)
- hanteer een gedragskaart/ koppelt beloning en straf hieraan.
-Bij bedreiging en intimidatie kan teamleider overgaan tot interne,
dan wel externe schorsing.
-Benoem tijdens gesprekken het gedrag en val de leerling niet
persoonlijk aan (denk hierbij aan het volgende: Het is geen onwil, maar
onmacht).
Een goede relatie en een duidelijke grens is essentieel om dit gedrag
te tackelen.
- Stop- denk- doe methode inzetten.
- spreek een teken met een leerling af om hem te helpen vroegtijdig
te stoppen met zijn gedrag.
- toepassen ABCD.
- competentie : “omgaan met kritiek” en “sociale vaardigheden” gaan
oefen om van verzet te komen tot doorzetten en van snel boos te komen tot hulp
vragen. Kleine stapjes uitwerken in een ontwikkelingsplan.
|
KIJKWIJZER
|
HANDELINGSWIJZER
|
||
Gedrag
|
Signaleren
|
Analyseren
|
interventies
|
Slechte concentratie en
werkhouding.
Moeite met structureren van de
taak.
|
-Tijdens instructies, tijdens verwerking kijken naar hoe lang de
concentratieboog is. Er zijn leerlingen die niet langer dan 30 sec. de
aandacht kunnen vasthouden als iemand praat.
-schoolresultaten zijn niet conform hun niveau.
-slechte werkver-zorging.
-vervelend/
onrustig gedrag bijv. draaien; tussendoor praten; wiebelen; met
spullen spelen; over bewegelijk.
-Kreten als: "Ik snap het niet".
|
Dossier van de basisschool doornemen.
Leerlingbespreking, mening van alle lesgevers.
Gesprek met ouders en leerling.
|
-instructies niet langer dan 1 minuut, dan leerlingen aan het werk
zetten.
-Het hanteren van een geleide instructie
-tracht overbodige prikkels zoveel
mogelijk weg te nemen.
- geef een prikkelarme plaats.
- zorg voor rust, orde en regelmaat.
- hanteert consequent regels en vaste
afspraken.
- verdeel de leerstof in kleine stappen.
- geef veel feedback.
- laat handelingen verwoorden en
controleer op begrip en overzicht.
- geeft gerichte huiswerkhulp en
controleer de agenda.
-Gebruik maken van verlengde instructie.
-Gebruik maken van visuele en auditieve ondersteuning.
-Variatie in werkvormen.
Opdrachten die leerlingen uitdagen en motiveren en overzichtelijk
zijn.
- Maak gebruik van stappenplannen.
-Maak rondjes tijdens de verwerking van stof en verdeel de stof in
stukken en controleer dat.
-Houd de regie tijdens de verwerking.
-Kinderen op weg helpen en leren omgaan met uitgestelde aandacht.
-Start klein.
-Complimenteer de leerlingen al is de vooruitgang nog zo klein.
|
KIJKWIJZER
|
HANDELINGSWIJZER
|
||
Gedrag
|
Signaleren
|
Analyseren
|
interventies
|
Faalangst/ ontmoediging en
demotivatie
|
De leerling:
- is faalangstig.
- heeft weinig zelfvertrouwen
- denkt negatief over zichzelf.
- is ontmoedigd.
- is op zoek naar eigen mogelijkheden
|
-Dossier van de basisschool doornemen.
-Leerling-bespreking, mening van alle lesgevers.
- gesprek met de leerling
-gesprek met ouders
0-
|
De docent:
- spreekt positieve verwachtingen uit.
- sluit aan bij de mogelijkheden en geeft opdrachten op niveau.
- benadrukt de goede dingen.
- biedt herkansingen.
- geeft taken die motiverend zijn.
- organiseert / geeft een faalangst-
reductietraining.
- geeft proefwerktraining.
- hanteert regels en structureert
- stimuleert en organiseert relatie bevorderende activiteiten
- Beïnvloeding van de werkhouding en motivatie met behulp van:
- procesgerichte feedback;
- bewustmaking van eigen successen;
-
versterking van de zelfstandigheid.
- Het blijft belangrijk om bij de faalangstige leerling kritische
feedback en uitdagende taken te geven, omdat bij te gemakkelijke successen de
betekenis van succes devalueert
|
KIJKWIJZER
|
HANDELINGSWIJZER
|
||
Gedrag/stoornis
|
Signaleren
|
Analyseren
|
interventies
|
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
|
De leerling:
- begrijpt weinig van de sociale omgeving om zich heen.
- stemt onvoldoende op de ander af.
- is star/ rigide.
- reageert weinig op de sociale omgeving.
- kan zich niet of weinig in andermans
gevoelens verplaatsen.
- is angstig omdat hij/zij meegesleept wordt door bepaalde prikkels
(angstige,
koppige, chaotische reactie).
- kan fantasie en werkelijkheid moeilijk uit elkaar houden.
- is sterk gefixeerd op dingen (bijv. wieltjes, knopjes)
- kan wel gedrag na-spelen maar blijft vaak moeite houden met functioneel
toepassen.
- is vaak druk en rusteloos
- vertoont beperkte interesses
- is vaak gestoord in de verbale en
en non-verbale communicatie
|
Is dit bij meerdere docenten het geval?
Ook in vrije situaties?
Was dit ook bij voorgaande schooljaren?
Is het thuis aan de hand?
(gesprek met ouders en leerling is hierbij noodzakelijk).
Dossier van de basisschool doornemen.
|
De docent:
- weet dat het (koppig) gedrag een uiting van onvermogen is.
- voert de druk niet op
- let op zijn taalgebruik (zegt bijv. niet:
“Doe niet zo gek”. )
- structureert situaties.
- voorkomt confrontatie met een
onbekend/sociaal drukke situatie
- brengt niet onverwachts grote
veranderingen in programma,
klas en werkwijze aan.
- kondigt kleine veranderingen ruim
van tevoren en duidelijk aan.
- gebruikt visuele ondersteuning bij
dagprogramma’s.
- leert vaste handelingen door veel
Herhaling.
- corrigeert ongewenst gedrag door snel en duidelijk ingrijpen.
- Hanteer bij het bespreken van situaties “de geef me de Vijf”
methode
Hierbij géén Waarom vragen stellen.
Wel: WAT, WAAR, WANNEER, WIE en HOE
|
Doelstellingen bij de verschillende gedragingen voor het
interventieformulier
1.Na 3 weken zal X niet meer dan 1 keer te laat
(1minuuut) in de volgende lessen mogen komen.
2.Na 3 weken zal, het aantal keren van
huiswerk/schoolspullen niet in orde, terug gebracht moeten
zijn tot 1 keer
per week ( of 20%) bij de volgende
vakken.
3.Na 3 weken zal het aantal keren verbaal/agressief
reageren ( lees: ‘flikker op’ ‘rot op’’ en ‘zak’) bij
aanspreken op
gedrag of aanspreken op het maken van een opdracht, teruggebracht moeten zijn
tot nul, bij de volgende vakken.
4.Na 3 weken zal de concentratie tijdens de instructie
bij de volgende vakken :….5 minuten
aandachtig volgen
moet zijn (lees: oogcontact en zonder stemgeluid , draaien enz.)
5. Na 3 weken zal, X tijdens de les ( bijv.Wiskunde) bijv. 3 keer een vraag moeten stellen over de
stof die X niet
begrijpt en zal de docent dit 3 keer positief bekrachtigen.
Vragen om leerlingen zelf te laten denken over oplossingen
en interventies en middelen.
1.Hoe ga ik in de komende 3 weken ervoor zorgen dat het ,
niet bij me hebben van
huiswerk/schoolspullen, nog maar 1 keer per week bij alle lessen voor
zal komen. Wie of Wat heb
je daarvoor
nodig?
2.Hoe ga ik er de komende drie weken voor zorgen dat ik
niet meer verbaal agressief terug reageer
als ik
aangesproken word op mijn gedrag. Wie of wat heb ik hiervoor nodig?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten