De twaalf van Jan en de PM structuur



1. De twaalf van Jan Yntema 

Voor de eerstejaars begint elke maandag in het eerste deel met 'De week van Jan Yntema'. Iedereen kan om advies/tips over opgedane ervaringen van de voorgaande week vragen. Dit zijn de belangrijkste tips die Jan aan de eerste lichting startende docenten gaf (2015 -2016):

1. Verwelkom bij het begin van de les een nieuwe groep aan de deur. Dit is een van de vijf rollen die je als docent vervult: (1) gastheer, (2) pedagoog, (3) presentator, (4) didacticus en (5) afsluiter.

2. Gebruik het woordje NIET NIET. Ga uit van wat leerlingen WEL kunnen. De hersenen kunnen het woordje 'niet' niet registreren.

3. Pas de acht seconden regel toe als je een vraag stelt. Een vraag moet namelijk eerst landen.

4. Maak het kleine GROOT als het om het nakomen van afspraken gaat. Anders sluipt het niet nakomen van afspraken er snel in.

5. Pas het principe van uitgestelde aandacht toe bij zelfstandig (leren) werken. Op de basisschool zijn de leerlingen dit gewend, continueer dit in het voortgezet onderwijs. Het is een verkeerde mindset dat je als leerkracht bij elke vraag gelijk beschikbaar moet zijn. Je creëert dan een aangeleerde hulpeloosheid.

6. Blijf uit de emotie en bewaak daarbij steeds je eigen professionele grens. Hoe harder het kind of de ouder reageert, hoe zachter wij als leerkracht moeten reageren.

7. Ze doen het niet expres. Een leerling moet de kans krijgen om meerdere keren fouten te maken.

8. Stap uit de situatie als die bedreigend wordt en ga over op PLAN B. Denk van te voren altijd na over plan B. Wat als.............. Vermijd win - verlies situaties.

9. Verwacht het onverwachte. Dit geeft je een open mind. De ruimte die je ernaast hebt, zorgt ervoor dat je dynamisch blijft. Dit maakt het vak mooier, probeer niet alleen binnen vaste kaders te blijven.

10. Aan elke tafel waar je aanschuift, kun je invloed uitoefenen. Als je aan tafel zit heb je gelijke rechten. Je hebt dezelfde rechten als je (oudere) collega's.

11. Stel geen waarom-vragen aan kinderen met autisme. Autistische leerlingen kunnen zich niet inleven in wat er gebeurd is.

12. Zing het jaar niet uit. Sommige docenten beginnen al weken voor het einde van het schooljaar met 'uitzingen'. Niet doen! Dat zorgt alleen maar voor onrust en uiteindelijk een ontevreden gevoel bij alle partijen. Ga nie tin op smeekbeden van leerlingen om weer een YouTube-filmpje of zo te laten zien. Geef zolang mogelijk 'normaal' les.


Voor meer informatie:
Jan Yntema
janyntema@amstenrade.net
06-40473073

PM structuur:

PM1
Probleemomschrijving
Beschrijf kort maar krachtig het probleem van de leerling. Ben concreet. Schrijf dus niet "verzuimt nogal veel" maar "heeft 40 uren verzuimd". Benoem waarneembaar gedrag, dus geen eigen gevoelens / gedachten / interpretaties.
Benoem ook hoe vaak iets voor komt, hoe ernstig het gedrag is, hoe lang en hoe vaak het reeds voorkomt en in welke situatie(s) het gedrag zich openbaart.

WAT (doel)
Wat je  wil bereiken is het antwoord op de probleemstelling, het gewenste gedrag dat je nastreeft. Bijvoorbeeld:  Een leerling heeft reageert x keer per les brutaal  als hij door een docent op zijn (onwenselijke) gedrag wordt aangesproken. Het wenselijke (doel)gedrag is dan dat de leerling niet of minder vaak brutaal reageert in bovengenoemde situatie(s).

HOE (methodiek, langs welke weg)
Beschrijf hier wat je ondernomen hebt om de problemen van de leerling te verhelpen of in kaart te brengen. Heb je meerdere INTERVENTIES  ingezet  dan beschrijf je deze ook.
Voorbeelden van methodieken zijn: spiegelend gesprek als je iop inzicht wilt werken, een buddysysteem als de leerling erg onzelfstandig is, een duidelijk belonings en straf-systeem als je meer instrumeneel, dus niet op inzicht, wil werken, etc.. Benoem ook de afspraken en vervolgacties.

WIE
Beschrijf hier wie er betrokken zijn. Betrek hier voor zover van toepassing ook de ouders bij.

WANNEER
De periode waarin je de interventies uitvoert. Zo’n periode duurt normaal gesproken tussen de 6-8 weken.
EVALUATIEDATUM
Een concrete datum waarop je wil nagaan of je doel bereikt is (dus niet "binnen vier weken" maar "26 januari 2013"). Noteer deze datum goed in je agenda, zodat je op tijd actie onderneemt.

EVALUATIE DOEL BEREIKT
Beschrijf hier wat het resultaat is van de interventies.
·         Beschrijf ook of je met leerling/ouders hebt kunnen bereiken wat je wilde of dat er meer nodig is.
·          Geef ook aan waarom bepaalde zaken mogelijk anders verlopen zijn en vermeld welke vervolgafspraken gemaakt zijn.
Besteed dus niet alleen aandacht aan of het doel wel of niet bereikt is (product), maar probeer te verklaren waarom iets wel of niet gelukt is (beschrijf het proces).
Is het probleem niet (volledig) opgelost, formuleer dan hieronder de hulpvraag aan het team.

HULPVRAAG AAN TEAM
Beschrijf hier de hulpvraag vanuit leerling/ouders en de hulpvraag vanuit de mentor, bijvoorbeeld: Hulpvraag leerling: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik mijn huiswerk op tijd af heb.
Hulpvraag mentor: Wat kan ik doen om een leerling zover te krijgen dat hij zijn huiswerk af heeft. Ook hier: ben concreet!



KIJKWIJZER


HANDELINGSWIJZER
Gedrag
Signaleren
Analyseren
Interventies


Huiswerk en schoolspullen niet in orde
-Alle docenten houden registratie zelf bij. Als er opvallende gevallen geconstateerd worden, bijvoorbeeld na meer dan 3 keer gesignaleerd binnen 2 weken, wordt dit gedeeld met de mentor.
-Is dit bij meerdere docenten het geval?
- mentor gaat gesprek aan met ouders en leerling om de reden te achterhalen.
Aan de hand hiervan worden gerichte interventies gepleegd.
-bij drie keer binnen 2 weken dan melden bij de mentor.

-ouders pakken op een vaste tijd samen met hun kind de schooltas in.

-Ouders krijgen van school een aftekenlijst om hun hierin te ondersteunen.

-Controle door ouders van huiswerk in Som. Ga samen met je kind op een vaste tijd inloggen.

-Ouders uitleg geven over het belonen van goed gedrag en hier concrete afspraken over maken.

- ontwikkelingsplan op het gebied van verantwoordelijkheidsgevoel opzetten. Komen  van: “verwaarlozen huiswerk” naar “zelfstandig huiswerk maken”.

-Mocht dit nog niet leiden tot verbetering dan een weekkaart met een duidelijk doel, beloning en strafmaatregel.



KIJKWIJZER


HANDELINGSWIJZER
Gedrag
Signaleren
Analyseren
Interventies PM1


Verbale agressie zoals: schelden, intimideren, dreigen ongepast grof taalgebruik.
-Het gele kaarten systeem, incidentregistratie SOM.

De leerling:
- heeft een negatieve instelling.           
- spreekt tegen.               
- is koppig.         
- wordt snel driftig bij een verbod.              
- is (instrumenteel) verbaal agressief.
- eist aandacht op.
 - houdt zich moeilijk aan regels.
- drijft vaak de eigen zin door.                      

Is dit bij meerdere docenten het geval?
Ook in vrije situaties?
Was dit ook bij voorgaande schooljaren?
Is het thuis aan de hand?            (gesprek met ouders en leerling is hierbij noodzakelijk).
Dossier van de basisschool doornemen.

De docent:
- hanteert consequent regels.
- structureert sterk vooraf.
- geeft duidelijk grenzen aan.
- neemt zwakkeren in bescherming.
- toont overwicht en spiegelt.
- bespreekt en evalueert regelmatig.
- biedt oefeningen in sociale vaardigheden.
- bestraft zinvol.

-Verwijdering uit de klas met een gele kaart naar lok.22
-Gesprek met ouders waarin duidelijke afspraken gemaakt worden tijdgebonden.
Waarbij het doel ook is om samen met ouders een goede constructieve samenwerking op te bouwen.

- Informatief en helpend gesprek voeren. ( ga voor tips naar de ZOCO of OSO) met als doel erachter te komen waardoor de leerling zo reageert.
(mogelijk is er hulp in de thuissituatie nodig.)

- hanteer een gedragskaart/ koppelt beloning en straf hieraan.

-Bij bedreiging en intimidatie kan teamleider overgaan tot interne, dan wel externe schorsing.

-Benoem tijdens gesprekken het gedrag en val de leerling niet persoonlijk aan (denk hierbij aan het volgende: Het is geen onwil, maar onmacht).
Een goede relatie en een duidelijke grens is essentieel om dit gedrag te tackelen.

- Stop- denk- doe methode inzetten.

- spreek een teken met een leerling af om hem te helpen vroegtijdig te stoppen met zijn gedrag.

- toepassen ABCD.

- competentie : “omgaan met kritiek” en “sociale vaardigheden” gaan oefen om van verzet te komen tot doorzetten en van snel boos te komen tot hulp vragen. Kleine stapjes uitwerken in een ontwikkelingsplan.


KIJKWIJZER


HANDELINGSWIJZER
Gedrag
Signaleren
Analyseren
interventies


Slechte concentratie en werkhouding.
Moeite met structureren van de taak.
-Tijdens instructies, tijdens verwerking kijken naar hoe lang de concentratieboog is. Er zijn leerlingen die niet langer dan 30 sec. de aandacht kunnen vasthouden als iemand praat.
-schoolresultaten zijn niet conform hun niveau.
-slechte werkver-zorging.
-vervelend/
onrustig gedrag bijv. draaien; tussendoor praten; wiebelen; met spullen spelen; over bewegelijk.
-Kreten als: "Ik snap het niet".

Dossier van de basisschool doornemen.
Leerlingbespreking, mening van alle lesgevers.

Gesprek met ouders en leerling.
-instructies niet langer dan 1 minuut, dan leerlingen aan het werk zetten.
-Het hanteren van een geleide instructie
-tracht overbodige prikkels zoveel
mogelijk weg te nemen.
- geef een prikkelarme plaats.
- zorg voor rust, orde en regelmaat.
- hanteert consequent regels en vaste
afspraken.
- verdeel de leerstof in kleine stappen.
- geef veel feedback.
- laat handelingen verwoorden en
controleer op begrip en overzicht.                          
- geeft gerichte huiswerkhulp en
controleer de agenda.

-Gebruik maken van verlengde instructie.
-Gebruik maken van visuele en auditieve ondersteuning.
-Variatie in werkvormen.
Opdrachten die leerlingen uitdagen en motiveren en overzichtelijk zijn.
- Maak gebruik van stappenplannen.
-Maak rondjes tijdens de verwerking van stof en verdeel de stof in stukken en controleer dat.
-Houd de regie tijdens de verwerking.
-Kinderen op weg helpen en leren omgaan met uitgestelde aandacht.
-Start klein.
-Complimenteer de leerlingen al is de vooruitgang nog zo klein.




KIJKWIJZER


HANDELINGSWIJZER
Gedrag
Signaleren
Analyseren
interventies


Faalangst/ ontmoediging en demotivatie
De leerling:
- is faalangstig.
- heeft weinig zelfvertrouwen
- denkt negatief over zichzelf.
- is ontmoedigd.
- is op zoek naar eigen mogelijkheden













-Dossier van de basisschool doornemen.

-Leerling-bespreking, mening van alle lesgevers.

- gesprek met de leerling

-gesprek met ouders

0-       

De docent:
- spreekt positieve verwachtingen uit.
- sluit aan bij de mogelijkheden en geeft opdrachten op niveau.
- benadrukt de goede dingen.
- biedt herkansingen.
- geeft taken die motiverend zijn.
- organiseert / geeft een faalangst-
 reductietraining.
- geeft proefwerktraining.
- hanteert regels en structureert
- stimuleert en organiseert relatie bevorderende activiteiten
- Beïnvloeding van de werkhouding en motivatie met behulp van:
- procesgerichte feedback;
- bewustmaking van eigen successen;
- versterking van de zelfstandigheid.
- Het blijft belangrijk om bij de faalangstige leerling kritische feedback en uitdagende taken te geven, omdat bij te gemakkelijke successen de betekenis van succes devalueert


KIJKWIJZER


HANDELINGSWIJZER
Gedrag/stoornis
Signaleren
Analyseren
interventies


Pervasieve ontwikkelingsstoornissen


De leerling:
- begrijpt weinig van de sociale omgeving om zich heen.
- stemt onvoldoende op de ander af.
- is star/ rigide.
- reageert weinig op de sociale omgeving.
- kan zich niet of weinig in andermans
  gevoelens verplaatsen.
- is angstig omdat hij/zij meegesleept wordt door bepaalde prikkels (angstige,
koppige, chaotische reactie).
- kan fantasie en werkelijkheid moeilijk uit elkaar houden.
- is sterk gefixeerd op dingen (bijv. wieltjes, knopjes)
- kan wel gedrag na-spelen maar blijft vaak moeite houden met functioneel toepassen.
- is vaak druk en rusteloos
- vertoont beperkte interesses
- is vaak gestoord in de verbale en
  en non-verbale communicatie


Is dit bij meerdere docenten het geval?
Ook in vrije situaties?
Was dit ook bij voorgaande schooljaren?
Is het thuis aan de hand?            (gesprek met ouders en leerling is hierbij noodzakelijk).
Dossier van de basisschool doornemen.
De docent:
- weet dat het (koppig) gedrag een uiting van onvermogen is.
- voert de druk niet op
- let op zijn taalgebruik (zegt bijv. niet:
“Doe niet zo gek”. )
- structureert situaties.
- voorkomt confrontatie met een
onbekend/sociaal drukke situatie
- brengt niet onverwachts grote
veranderingen in programma,
klas en werkwijze aan.
- kondigt kleine veranderingen ruim
van tevoren en duidelijk aan.
- gebruikt visuele ondersteuning bij
 dagprogramma’s.
- leert vaste handelingen door veel
 Herhaling.
- corrigeert ongewenst gedrag door snel en duidelijk ingrijpen.
- Hanteer bij het bespreken van situaties “de geef me de Vijf” methode
Hierbij géén Waarom vragen stellen.
Wel: WAT, WAAR, WANNEER, WIE en HOE




Doelstellingen bij de verschillende gedragingen voor het interventieformulier
1.Na 3 weken zal X niet meer dan 1 keer te laat (1minuuut) in de volgende lessen mogen komen.

2.Na 3 weken zal, het aantal keren van huiswerk/schoolspullen niet in orde, terug gebracht moeten
   zijn tot 1 keer per week ( of 20%)  bij de volgende vakken.

3.Na 3 weken zal het aantal keren verbaal/agressief reageren ( lees: ‘flikker op’ ‘rot op’’ en ‘zak’) bij
   aanspreken op gedrag of aanspreken op het maken van een opdracht, teruggebracht moeten zijn
   tot nul,  bij de volgende vakken.

4.Na 3 weken zal de concentratie tijdens de instructie bij de volgende vakken :….5 minuten
   aandachtig volgen moet zijn (lees: oogcontact en zonder stemgeluid , draaien enz.)

5. Na 3 weken zal, X tijdens de les ( bijv.Wiskunde)  bijv. 3 keer een vraag moeten stellen over de stof die X niet begrijpt en zal de docent dit 3 keer positief bekrachtigen.


Vragen om leerlingen zelf te laten denken over oplossingen en interventies en middelen.
1.Hoe ga ik in de komende 3 weken ervoor zorgen dat het , niet bij me hebben van
   huiswerk/schoolspullen, nog maar 1 keer per week bij alle lessen voor zal komen. Wie of Wat heb
   je daarvoor nodig?

2.Hoe ga ik er de komende drie weken voor zorgen dat ik niet meer verbaal agressief terug reageer
   als ik aangesproken word op mijn gedrag. Wie of wat heb ik hiervoor nodig?




Geen opmerkingen:

Een reactie posten